Zum Hauptinhalt springen

Suchergebnisse

UB Katalog
Ermittle Trefferzahl…

Artikel & mehr
131.034 Treffer

Suchmaske

Suchtipp für den Bereich Artikel & mehr: Wörter werden automatisch mit UND verknüpft. Eine ODER-Verknüpfung erreicht man mit dem Zeichen "|", eine NICHT-Verknüpfung mit einem "-" (Minus) vor einem Wort. Anführungszeichen ermöglichen eine Phrasensuche.
Beispiele: (burg | schloss) -mittelalter, "berufliche bildung"

Das folgende Suchfeld wird hier nicht unterstützt: "Signatur / Strichcode".

Suchergebnisse einschränken oder erweitern

Erscheinungszeitraum

Mehr Treffer

Weniger Treffer

Gefunden in

Art der Quelle

Schlagwort

Verlag

Sprache

Geographischer Bezug

131.034 Treffer

Sortierung: 
  1. Oosterom, Pieter ; Vos, Maarten, jr.
    2021
    Online unknown
  2. In opdracht van de provincie Noord-Holland heeft RAAP een archeologische opgraving uitgevoerd tegen het talud van de N244 ter hoogte van de Purmerenderweg 54 te Zuidoostbeemster. Tijdens dit onderzoek zijn archeologische resten van een door wind aangedreven molen, een zogenaamde poldermolen uit de eerste helft van de zeventiende eeuw blootgelegd en gedocumenteerd. Het primaire doel van deze opgraving was het veilig stellen van de wetenschappelijke informatie van deze vindplaats De Beemster in Noord-Holland is misschien wel de meest beroemde polder ter wereld. Alle Beemster poldermolens zijn verdwenen. Dat maakte het archeologisch onderzoek naar de resten van de Draaioordermolen in Zuidoostbeemster bijzonder. De opgegraven molen was onderdeel van de zogenoemde Draaioordergang die uit vier windmolens bestonden. Samen hielden ze het Beemstermeer droog, door het water in vier 'trappen' omhoog te brengen: van de onderboezem naar de ringvaart. Elke molen verzette het water van een lager naar een hoger niveau. De eerste twee molens van de Draaioordergang werden in 1612 gebouwd en stonden aan het begin en eind van de gegraven molenkolk of -gang. Tussen 1613 en 1615 kwam er een derde molen bij en tussen 1632 en 1635 werd de opgegraven molen als laatste in de Draaioordergang bijgebouwd. De Beemster lag toen al droog, maar het waterpeil kon nog niet overal naar wens beheerst worden. Van de molen kon de helft van de plattegrond onderzocht worden; de andere helft lag onder het talud van de N244. In het opgegraven deel zijn resten van een bakstenen achterwaterloop gevonden, waar het water van de molengang naar het scheprad werd ingelaten, en een voorwaterloop vanwaar het water afgevoerd werd. De voorwaterloop bestond uit een massief blok muurwerk met het stortebed, een sterk gesleten bakstenen vloer, waar het water van het houten scheprad opgemalen werd en de molen kon verlaten in de boezem. Het muurwerk lag op horizontale planken, die weer op verticaal ingeslagen (hei)palen lagen. De overige resten van de achtkante molen waren van hout. De omtrek van de molen was beschoeid met aan de onderzijde afgeschuinde houten planken. De molengang is vooral aan de oostzijde van de molen onderzocht, waar de boezem aan het molenerf grenst. De Draaioordergang kende drie fasen. Allereerst de molengang voor de bouw van de molen. De veenrijke vulling van deze eerste fase bevatte nauwelijks tot geen vondsten. De tweede fase is de gebruiksfase tussen 1632-1635 en 1850, toen het houten scheprad werd vervangen door een vijzel. In deze fase werd het uitkomende water tussen waarschijnlijk twee houten schotten geleid, waarvan een houten plank van 5,5 m lang uit één stuk nog aanwezig was. De derde fase ligt tussen 1850, toen de vijzel werd geplaatst, en 1880 toen de molen ter afbraak werd verkocht. De molengang werd toen veel dieper uitgegraven. Van de molen zijn vooral resten uit de zeventiende eeuw opgegraven. Toen draaide er een houten scheprad aan de zijkant van de molen. Van de omschakeling naar een vijzelmolen zijn nagenoeg geen overblijfselen aangetroffen. De vijzel was altijd midden in de molen geplaatst, en dat was precies de plaats waar het talud van de N244 begint. Een brok muurwerk van de derde fase en een stuk houten beschoeiing zijn de enige relicten van de laatste gebruiksfase van de molen. Het is niet onwaarschijnlijk dat alle resten die ten zuiden van de molen lagen, bij de aanleg van de N244 zijn verdwenen. Uit historische kaarten is bekend dat alle molens van de Draaioordergang dezelfde opbouw hadden: een erf ten noordoosten van de molens met een bijgebouw, ook wel koehuis of bliksemschuur genaamd. Tussen het bijgebouw en de molen zijn drie grote kuilen met slachtafval aangetroffen. Het overgrote deel van de vondsten lag in de vulling van de ondiepe molengang, direct achter de wateruitlaat. Daaronder veel resten van gebruiksgoed van aardewerk en glas (wijnflessen ), veel metalen voorwerpen, vooral eetgerei, maar ook kledingaccessoires, munten en bouwmateriaal, leren schoenen en niet alledaagse vondsten als een houten kloot. De voorwerpen geven een tastbaar beeld van de levenswijze en - standaard van de verschillende molenaarsfamilies gedurende 250 jaar , waarbij het beeld uit de achttiende eeuw het meest duidelijk isVindplaats: Draaioordermolen, afrit N244, Zuidoostbeemster, Beemster
    2017
    Online unknown
  3. Moes, Ron
    2018
    Online unknown
  4. Klein Gotink Fotografie, Rik
    2017
    Online unknown
  5. Replica van de tiara van Koningin Wilhelmina. De originele tiara en haarkam zijn samengesteld uit onderdelen van een diamanten collier en een paar oorhangers, die op 27 april 1888 in opdracht van koning Willem III van Nederland werden vervaardigd als geschenk voor zijn in 1880 geboren dochter Wilhelmina. Het originele collier werd door de Amsterdamse firma Vita Israels op 30 augustus 1889 overhandigd aan het hof en behoort nog steeds (in 2019) tot de juwelencollectie van het Huis van Oranje-Nassau. In vroeger eeuwen bedachten ingenieuze goudsmeden een manier, waarbij een tiara ook om de hals gedragen kon worden en onderdelen als broche of oorhangers konden dienen. Het komt echter ook voor, dat een bestaand collier veranderd kan worden tot een imponerend hoofdsieraad. Het werd in de loop van de 19de eeuw mode om van een tiara een multifunctioneel sieraad te maken, zodat het ook bij minder feestelijke gelegenheden gedragen kon worden. Koningin Anna Pavlovna, echtgenote van Koning Willem II van Nederland, liet na de diefstal van haar juwelen in 1829 (en de teruggave ervan) een groot deel van de edelstenen opnieuw zetten, waaronder diamanten als een collier. Dit sieraad was bijzonder, want de diplomaat Alexander Malet, zijn echtgenote was een vriendin van Anna Pavlovna’s schoondochter Sophie, schreef in 1837 vanuit Den Haag aan zijn moeder, dat de diamanten zodanig in het collier verwerkt waren, dat ze allemaal op een andere manier te dragen waren: â€the famous jewellers who mounted the Princess of Oranges diamonds in a way that every stone can be taken from the necklace, and worn separately either in flowers or in long suit or otherwise as is most convenient." Alexander Malet schreef in dat jaar over Anna Pavlovna als de Prinses van Oranje, omdat haar man pas in 1840 tot het koningschap werd geroepen.
    René Brus (Vervaardiger)
    2016
    Online unknown
  6. Replica van de sierkam van Koningin Wilhelmina. De originele tiara en haarkam zijn samengesteld uit onderdelen van een diamanten collier en een paar oorhangers, die op 27 april 1888 in opdracht van koning Willem III van Nederland werden vervaardigd als geschenk voor zijn in 1880 geboren dochter Wilhelmina. Het originele collier werd door de Amsterdamse firma Vita Israels op 30 augustus 1889 overhandigd aan het hof en behoort nog steeds (in 2019) tot de juwelencollectie van het Huis van Oranje-Nassau. In vroeger eeuwen bedachten ingenieuze goudsmeden een manier, waarbij een tiara ook om de hals gedragen kon worden en onderdelen als broche of oorhangers konden dienen. Het komt echter ook voor, dat een bestaand collier veranderd kan worden tot een imponerend hoofdsieraad. Het werd in de loop van de 19de eeuw mode om van een tiara een multifunctioneel sieraad te maken, zodat het ook bij minder feestelijke gelegenheden gedragen kon worden. Koningin Anna Pavlovna, echtgenote van Koning Willem II van Nederland, liet na de diefstal van haar juwelen in 1829 (en de teruggave ervan) een groot deel van de edelstenen opnieuw zetten, waaronder diamanten als een collier. Dit sieraad was bijzonder, want de diplomaat Alexander Malet, zijn echtgenote was een vriendin van Anna Pavlovna’s schoondochter Sophie, schreef in 1837 vanuit Den Haag aan zijn moeder, dat de diamanten zodanig in het collier verwerkt waren, dat ze allemaal op een andere manier te dragen waren: â€the famous jewellers who mounted the Princess of Oranges diamonds in a way that every stone can be taken from the necklace, and worn separately either in flowers or in long suit or otherwise as is most convenient." Alexander Malet schreef in dat jaar over Anna Pavlovna als de Prinses van Oranje, omdat haar man pas in 1840 tot het koningschap werd geroepen.
    René Brus (Vervaardiger)
    2016
    Online unknown
  7. Lukassen, Colette
    2016
    Online unknown
  8. Lukassen, Colette
    2016
    Online unknown
  9. Lukassen, Colette
    2016
    Online unknown
  10. Lukassen, Colette
    2016
    Online unknown
  11. Lukassen, Colette
    2016
    Online unknown
  12. Lukassen, Colette
    2016
    Online unknown
  13. Lukassen, Colette
    2016
    Online unknown
  14. Lukassen, Colette
    2016
    Online unknown
  15. Lukassen, Colette
    2016
    Online unknown
  16. Lukassen, Colette
    2016
    Online unknown
  17. Lukassen, Colette
    2016
    Online unknown
  18. Lukassen, Colette
    2016
    Online unknown
  19. Lukassen, Colette
    2016
    Online unknown
  20. Lukassen, Colette
    2016
    Online unknown
xs 0 - 576
sm 576 - 768
md 768 - 992
lg 992 - 1200
xl 1200 - 1366
xxl 1366 -